28 JANUARI 1936 39 heb ik de redenen ontvouwd, die mij' tot dat advies deden komen. De thans gevolgde methode schenkt mij geen bevrediging, omdat mijn bezwaren tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet zijn opgelost, wat bij een behandeling door het G. O. misschien well heit gevaj zou zijn geweest. Ik weet niet, wat door anderen is geadviseerd, maar in alle geval had ik mijn meening in het G. O. kunnen kenbaiar maken en zou het gemeenschappelijk advies er misschien anders uitgezien hebben dan nu het advies der individueele leden waarschijnlijk luidt. Door den thans gevoJgden weg komen de aangewezen raadsleden in een onplezierige en seheeve positie, omdat zij thans ia den Raad zouden moeten behandelen, wat in 1 e G. O. thuisbehoort. Omtrent de voorstellen tot verlaging van de wedde van den technisch ambtenaar te Dorst en verhooging van die van den machinist van het Openbaar Slachthuis is geen advies gevraagd. Ik betwijfel het ten zeerste, of het G. O. ne het voorstel van Burgemeester en Wethouders accoord sou zijn gegaan, omdat het G. O. vooral deze functies goed treeft bekeken. Ik wil niet aandringen op terugwijzing dezer zaken naar het G. O., maar meen toch den Raad op den gevolgden v. eg. ter voorkoming van verkeerde conclusies, te moeten wijzen,. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat men van een mug geen olifant moet maken. De voorliggende voorstellen zijn van zeer eenvoudigen aard. Om de heeren-leden van de Com missie voor het G. O. ter wille te zijn en hen niet voor elke.' futiliteit te doen vergaderen, hebben de stukken bij hen ge circuleerd men had dit op prijs moeten stellen. Had de heer Kooyman er op aangedrongen, de zaak in het G. O. te behandelen, dan was de vergadering alsnog bij elkaar geroe pen. Het feit, dat het advies van den heer Kooyman niet niet in zijn geheel gevolgd is, kan geen reden zijn om op een dergelijke wijze critiek uit te oefenen. Daar de heer Kooy-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 39