26 AUGUSTUS 1936.
gaan. Spr. kan zich vereenigen met de twee laatste voorstel
len; hij ziet daarin een bewijs van de goede koopmanschap
van den Wethouder der Bedrijven. Spr. heeft zulks wel eens
meer aangesneden; hij komt daarop straks terug.
Waar in dezen Raad meermalen besluiten zijn genomen
in het belang van een groote categorie ingezetenen, t.w. ae
werklieden en voor den middenstand nog zoo goed als
niets is gedaan (Spr. herinnert er aan, dat laatstelijk de voor
stellen om de café- en restauranthouders tegemoet te komen,
zijn verworpen) wil Spr. thans ook voor den middenstand
iets doen, omdat hij aanvoelt, dat deze in moeilijke omstan
digheden verkeert.
Hij wil echter een tusschenvoorstel doen, t.w. deze voor
stellen voorlpopig aan te nemen om te zien, of het koop
mansstandpunt van Wethouder Van der Werf goed is.
Men kan nu in de wintermaanden een goede proef nemen.
De heer BRANTJES meent toch te moeten wijzen op de
buitengewoon gevaarlijke manoeuvre, n.l. te beschikken over
een overwinst van het bedrijf voor dit jaar. Wanneer zulks
vroeger gedaan was, dan zou men reeds 5 jaren geleden
albsoluut aan den grond hebben gezeten. Het is jammer,
dat de overwinst van de bedrijven in de waagschaal gesteld
moet worden voor den middenstand, dien hij het overigens
gaarne gunt. Spr. gelooft, dat het het meest verstandig is,
de zaak aan te houden tot de a.s. begrooting.
De heer MABELIS wijst er op, dat er in het geheel geen
sprake is van een onvriendelijkheid tegenover den midden
stand. Het gaat hem om de begrootingspositie voor 1937.
Spr. is het er niet mede 'eens, dat hier nu ineens iets wordt
vastgesteld, dat misschien straks niet te verantwoorden is
tegenover maatregelen, die misschien dan zullen moeten
worden genomen. Spr. wijst nog op het antwoord van den
heer Van der Werf aan de heeren Loonen en Van
Arendonk op 12 Februari 1936 gegeven (zie de notulen