442
26 AUGUSTUS 1936.
2. Kunnen Burgemeester en Wethouders aan den
Raad mededeeling doen over de resultaten van het
ingestelde onderzoek?
De VOORZITTER zegt, naar aanleiding van de door den
heer Heer ingediende vragen, dat eenigen tijd geleden
iemand hem verteld heeft, dat hij klachten had over de uit
gifte van bouwvergunningen. Toen de pers vroeg om een
en ander te publiceeren, heeft hij hierin toegestemd, maar
verzocht dit te doen in den vorm dat een onderzoek zou
worden ingesteld. Daarop is publicatie geschied, echter niet
geheel volgens afspraak. De publicatie is overgegaan in bij
zonderheden. Het onderzoek heeft intusschen plaats gehad.
In 1935 is iemand bij Openbare Werken om inlichtingen
geweest over de bebouwing van een stuk grond. Hem is
toen medegedeeld, dat zulks niet gewenscht was, omdat men
andere plannen had. Daarna zijn er andere denkbeelden ge
komen. Toen nadien gegadigden zijn gekomen, zijn de ver
gunningen gegeven. Het is echter gebleken, dat een ver
gunning, is gegeven aan een ambtenaar van den Dienst van
Openbare Werken, iets waarmede Burgemeester en Wethou
ders zich niet kunnen vereenigen. Uit het ingestelde onder
zoek is komen vast te staan, dat deze de vergunning óp
a,ndermans naam heeft verkregen. Betrokkene is aan de
hand van het Ambtenaren-reglement op het onjuiste van
zijn handelwijze gewezen en hem is te kennen gegeven,, dat
de door hem gepleegde handeling in ieder opzicht is ver
boden, aangezien hier sprake is van het verrichten van daden
van koophandel.
Alsnu sluit de VOORZITTER de vergadering.
De Voorzitter,