466 J S 2 OCTOBER 1936.
loopen. Spr. zal de volgende week eens in de andere klassen
der school gaan kijken, ten einde er een voorstelling van
te verkrijgen, hoe het in de toekomst zal gaan. In de vorige
vergadering, toen een lokaal voor de parallelklasse van het
eerste leerjaar gevraagd werd, wisten Burgemeester en Wet
houders niet, dat men reeds zoo spoedig met een nieuwe
aanvraag voor het tweede leerjaar zou komen. Gebleken is
echter, dat er 80 kinderen in de tweede klasse zaten; inder
daad een onhoudbare toestand.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat het eenig onge
wone is, dat de parallelklasse zoo ver van het moeder-gebouw
wordt gevestigd. Vele scholen hebben evenwel parallelklassen:
dit is op zich zelf niets vreemds.
De heer MABELIS zegt, dat het hier inderdaad een vreem
den gang van zaken betreft. Op 26 Augustus j.l. wordt een
aanvraag voor ingebruikgeving van een lokaal voor de paral
lelklasse van het eerste leerjaar ingewilligd en den zelfden
dag komt een verzoek van gelijke strekking voor het tweede
leerjaar in. Was er in het schooljaar 19351936 al een
parallelklasse, dan wist het schoolbestuur allang, dat er ook
nu zoo'n klasse noodig zou zijn. Wat is dan de reden, dat
er eerst een aanvraag voor het eerste leerjaar en een maand
later een voor het tweede leerjaar wordt ingediend? Als de
kinderen echter van andere scholen gekomen zijn, dan is
het wat anders. Spr. is verheugd, dat de Voorzitter zich eens
ter plaatse op de hoogte gaat stellen; hij zal gaarne het
resultaat van het onderzoek vernemen. Op het oogenblik
acht Spr. het door Burgemeester en Wethouders voorge
stelde, de beste oplossing, niet uit een formeel, doch uit
een practisch oogpunt bezien; zij is namelijk voor de Ge
meente de meest voordeelige.
De VOORZITTER merkt op, dat de handelwijze van
Burgemeester en Wethouders wèl formeel is.