472 2 OCTOBER 1936. die leiding al het mogelijke gedaan om de afname steeds hooger op te voeren, toch is het een feit, dat door haar ramingen worden gemaakt, welke niet onbelangrijk afwijken van de werkelijke ontvangsten. Zoo werd b.v. de raming voor 1934 door de werkelijke ontvangsten met f 32.295, en die* van 1935 met f 25.965,overschreden. Laat ons evenwel hopen, Mijnheer de Voorzitter, dat dit verschil tusschen raming en werkelijke ontvangsten in deze niet in tegenovergestelde richting zal gaan en dat de raming van dit groote bedrag, enkel gebaseerd op het meerverbruik, ook nog in deze ongunstige tijdsomstandigheden weer de zelfde gunstige uitkomsten zal geven als de twee vooraf gaande jaren. Wethouder VAN DER WERF merkt op, dat de heer Broos zelf gelooft in de goede, deskundige leiding van de Lichtbedrijven; hij moet dan ook waarde hechten aan de door die leiding gemaakte raming. Immers, de deskun digheid van de leiding brengt mede, dat de cijfers dier raming op goede gronden zijn gebaseerd. Garantie kan in zoo'n geval door niemand gegeven worden; ook Spr. kan dat niet. De heer Broos heeft bij het opbouwen van zijn betoog het belangrijkste over het hoofd gezien, namelijk het be paalde in ontwerp-besluit I, waardoor bij het berekenen van de oppervlakte der woonhuizen zolders en kelders zijn ver vallen. Dit wijzigt den geheelen toestand; de kleinere huizen zullen nu eerder van het vastrechttarief kunnen profiteeren dan de grootere. Intusschen is het wellicht mogelijk de klein verbruikers nog wat te prikkelen. Maar, men moet daarbij niet overhaast te werk gaan. Het betoog van den heer Broos zal, als het in de notulen is opgenomen, op dit punt nader bekeken worden. Naar aanleiding van het „verwijt" van den heer Broos, dat de ramingen van de Directie van de Lichtbedrijven in het verleden niet altijd juist waren, doch in 1934 en 1935 de geraamde winst aanmerkelijk werd overschreden, merkt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 472