V
2 OCTOBER 1936. 473
Spr. op, dat die hoogere winsten voornamelijk kwamen uit
de groote toename van het verbruik door „grootverbruikers".
Er is en was evenwel een tendenz merkbaar, dat het verbruik
tegen z.g. hoog- en lichttarief afneemt, terwijl het vastrecht-
verbruik niet naar verhouding toeneemt. Dit laatste vindt
zijn oorzaak in het feit, dat de prijs van 8 cent voor het
meerverbruik geen voldoende invloed heeft gehad op de
toename; in de meeste andere gemeenten is die prijs veel
lager en bedraagt hij 4 a 5 cent per K.W.U. Na de over
gangsperiode kan men in 1937 toeneming van het vastrecht-
verbruik verwachten.
De heer KOOIJMAN zou vooraf de vraag willen stellen,
hoe gehandeld wordt met gedeelten van 10 M2. Wordt b.v.
4 M2. verwaarloosd of voor 10 M2. berekend? In het nieuwe
tarief wordt hierover niets gezegd.
Verder zou Spr. gaarne ingaan op het door den heer
Broos gesprokene, die mededeelde, dat voor woningen
tot een totaal oppervlak van 200 M2. het nieuwe tarief ten
opzichte van het oude geen voordeel biedt. Zijns inziens is
dit niet juist. De heer Broos houdt bij zijn becijfering
geen rekening met den zeer belangrijken nieuwen factor, dat
zolders en kelders bij de berekening van het oppervlak buiten
beschouwing zullen blijven. Voor woningen met platte daken,
dus zonder overkapping, biedt het nieuwe tarief inderdaad
geen noemenswaardig voordeel, ja het kan zelfs nadeel op
leveren voor den verbruiker. Voor huizen met kap, dus
voor het overgroote deel, staat volgens Spr. de zaak anders.
Hij neemt aan, dat het totaal oppervlak van het grootste deel
der nieuwe burgerwoningen ligt tusschen 120 en 200 M2.
en zet vervolgens de volgende berekening op:
Voor een woning met b.v. 120 M.2 oppervlak wordt vol
gens het oude tarief betaald aan vastrecht f 1,57 per maand
of per jaar f 18,84. Het oppervlak wordt bij het nieuwe
tarief berekend voor 2/3 X 120 M2. 80 M2., waarvoor
moet worden betaald: 8 X f 2,28 f 18,24, dus f 0,ö0
minder, en bovendien 3 cent per K.W.U.