478 2 OCTOBER 1936. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat bedoelde begrooting wèl is overgelegd. Spr. kan den heer Van Keep de ver zekering geven, dat er geen wijziging komt in de brug. Daarop wordt besloten, de gevraagde verhoo ging van het crediet met f 4.000,toe te staan. Rondvraag. 1. De heer DE JONG erkent, dat de grond voor zijn vragen, welke hij over den huurbijslag heeft gesteld, tengevolge van de door den Minister van Sociale Zaken genomen maat regelen grootendeels is vervallen. Niettemin zijn er nog enkele punten, die plaatselijk van belang zijn. In den brief, door Burgemeester en Wethouders op 19 Augustus j.l. tot den Minister gericht, wordt gezegd, dat in deze gemeente voor een bedrag van f 3,geen normale arbeiderswoningen beschikbaar zijn en vooralsnog ook niet beschikbaar zijn te stellen. Inmiddels is de huurbijslag ingetrokken en zijn er eenige steuntrekkenden geweest, die, omdat die bijslag door hen niet kon worden gemist, gepoogd hebben huurverlaging te krijgen. Daartoe zijn ook bij het Gemeentebestuur ver zoeken ingediend. En nu hebben zij van den Directeur van Openbare Werken bericht ontvangen, dat, als hun de huur te zwaar is, zij naar goedkoopere woningen moeten omzien. Spr. vraagt, of dit bericht is verzonden met medeweten van het Gemeentebestuur. Immers, deze beide uitspraken van gemeentelijke autoriteiten dekken elkaar niet. Intusschen blijft de huuraftrek gedurende drie weken ge handhaafd. Dit beteekent, dat zij, die een woning van een particulier of een woningbouwvereniging in huur hebben en daarmede tot een schikking zijn gekomen, niet en zij, die een gemeente-woning bewonen, wèl de volle verlaging hunner inkomsten hebben moeten lijden. Naar aanleiding hiervan vraagt Spr., of het niet mogelijk is, dat het Gemeentebestuur, eventueel in overleg met het Rijk, eens nagaat, in hoeverre aan laatstgenoemde categorie alsnog eenige tegemoetkoming

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 478