\K - 2 OCTOBER 1936. J 479 kan worden gegeven, zoodat de schade, door den huuraftrek geleden, niet geheel te haren laste komt. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat de heer De Jong toch wel weet, dat er 157 gemeente-woningen zijn, welke f 2,85 per week huur doen. Verder heeft de N.V. „Volks huisvesting" woningen van f 2,50 beschikbaar en zijn er ook nog particulieren, die woningen beneden een huurprijs van f 3,per week verhuren. Als men klaagt over te hooge huren, vindt Spr. het logisch, dat men ten antwoord krijgt: „Zie dan naar een goedkoopqre woning om." Hij ziet dan ook niets onbehoorlijks in die verwijzing. De VOORZITTER merkt op, dat men het bedrag van den huurbijslag zou moeten weten om een juist oordeel te kunnen uitspreken. Wanneer het menschen betreft, die f 4,50 en f 5,50 per week verwonen, dan staat de zaak eenigszins anders dan de heer De Jong het doet voorkomen. De heer DE JONG verklaart, dat elkeen, die om huur- verlaging gevraagd heeft, zulk een antwoord van Openbare Werken heeft bekomen. Zijns inziens doen cijfers hier niet zooveel ter zake. Voorts verzoekt Spr. antwoord op zijn tweede vraag. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat de heer De Jong het doet voorkomen alsof particulieren en woningbouwver- eenigingen de handen ineen hebben geslagen om de huren der arbeiderswoningen te verlagen. Niets is minder waar. Van de woningbouwvereenigingen weet Spr. er niet één, die de huren verlaagd heeft. Dit kan ook trouwens niet; zij werken met gelden van het Rijk en van de gemeente en zouden er last mee krijgen, als zij op eigen gelegenheid tot huurverlaging overgingen. Als er woningbouwvereenigingen mochten zijn, die desondanks toch huurverlaging hebben toegestaan, dan mogen zij zich voor gezegd houden, dat daarmede rekening zal worden gehouden bij de vaststelling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 479