494 \J y 6 NOVEMBER 1936. Daartoe besloten zijnde en op verlangen van den Raad, dat de Voorzitter die leden zal aanwij zen, worden door hem als zoodanig benoemd de heeren M a b e I i sB r a n t j e s en De Jong. 12. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij ter vaststelling aanbiedende het 6de kohier der straatbelasting voor het dienstjaar 1936. Zonder eenige bedenking wordt opgemeld ko hier vastgesteld op het bedrag, zooals het door Burgemeester en Wethouders is opgemaakt. 13. Bezwaarschriften van diverse personen tegen hun aanslag in de straatbelasting voor het dienstjaar 1936, met voorstellen van Burgemeester en Wethouders ter zake. De heer STRUIKEN merkt op, dat onder de voorstellen van Burgemeester en Wethouders een enkele niet-ontvanke- lijk-verklaring voorkomt. Het is altijd erg onaangenaam voor betrokkenen, wegens een formeele nalatigheid hun recht niet geldend te kunnen doen maken. Spr. vraagt derhalve, of het niet daarheen geleid zou kunnen worden, dat er om bepaalde redenen toch nog op dergelijke verzoeken beschikt werd. Dit is ook bij andere belastingen mogelijk. Spr. niet dan ook niet in, waarom zulks bij straatbelasting niet zou kunnen. De VOORZITTER antwoordt, dat de opmerking van den heer Struiken door Burgemeester en Wethouders te zijner tijd zal worden bekeken. Daarop wordt conform de voorstellen van Bur gemeester en Wethouders besloten. 14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot vast stelling van de bedragen der vergoeding ex art. 101 der L.O.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 494