6 NOVEMBER 1936. 499
„doording vraagt, is alleenIs deze verhooging inderdaad
„noodig?
„Het is duidelijk, dat geen sluitende rekening is te verkrij-
„gen zonder verhooging van contributies of schoolgelden.
„Maar, noch het een, noch het ander behoeft door de Ge-
„meente te worden geëischt, omdat het in strijd zou zijn met
„het beginsel der financieele gelijkstelling, die ook ten aanziea'
„van het Middelbaar- en Hooger-Onderwijs behoort te wor-
„deti geëerbiedigd, al is die gelijkstelling nog niet wettelijk
„vastgelegd, om aan de ouders en andere belanghebbenden
„bij het R.K. onderwijs hoogere lasten op te leggen dan van
„het openbaar onderwijs worden gevraagd. Het toekennen
„van deze verhoogde subsidie is m.i. niets anders dan een
„logisch gevolg van het op onderwijsgebied geldend beginsel,
„waarom het verzoek behoort te worden ingewilligd. Tegen
„den vorm, waarin Burgemeester en Wethouders dat willen
„doen, bestaat, om de in het prae-advies genoemde redenen,
„bij mij geen bezwaar. Het voorstel heeft mijn volkomen in
stemming en gaarne zal ik mijn stem daaraan geven."
Dit door mij ingenomen standpunt is toen van de zijde
van het College niet bestreden, noch gecorrigeerd, zoodat
instemming daarmede mocht worden verondersteld. Daarom
begrijp ik de conclusie van dit prae-advies niet. De zelfde
redenen toch, die leidden tot het verleenen van subsidie aan
het R.K. Lyceum alhier, behooren maatgevend te zijn bij de
thans aan de orde zijnde aanvrage. De oorzaak van de naar
mijn meening foutieve conclusie van het College, vind ik
m.i. in de op één na laatste alinea van het prae-advies. Bur
gemeester en Wethouders zeggen daar: „Opgemerkt worde
„bovendien nog, dat deze gemeente geen enkele bijzondere
„inrichting van Middelbaar Onderwijs buiten de gemeente
„subsidieert, tenzij in de zeer bijzondere gevallen, dat gelijk
soortig onderwijs in deze gemeente niet te verkrijgen is.
„In deze uitzonderingspositie verkeert de adresseerende in
stelling niet."