Hv
6 NOVEMBER 1936. J 501
Mijnheer de Voorzitter. Ik zou Burgemeester en Wethou
ders willen verzoeken, dit voorstel terug te nemen om zich
nog eens nader over deze aangelegenheid te beraden en
dan in een volgende vergadering met een nader, naar ik
vertrouw ander, voorstel te komen.
De heer S TRUIKEN zegt, hoewel hij het in principe met
den heer M a b e 1 i s eens is, toch te gelooven, dat het met
die beide leerlingen van de Chr. H.B.S. anders gesteld is dan
de heer M a b e 1 i s het voorstelt. Zij hebben namelijk eerst
de Rijks H.B.S. alhier bezocht en zijn, nadat zij hier niet
geslaagd zijn, naar de Chr. H.B.S. te Dordrecht gegaan.
Men kan dus niet zeggen, dat de ouders van deze leerlingen
werden gedreven door de begeerte naar Christelijk middelbaar
onderwijs voor hun kinderen. Steunverleening zou daarom
in dit geval niet op haar plaats zijn; het principe zou erdoor
wegvallen.
De heer MABELIS vindt, dat de opmerking van den heer
Struiken er heelemaal naast is. De Overheid is onbevoegd
om te beoordeelen, of de ouders van leerlingen, die een Chris
telijke school bezoeken, ook inderdaad prijs stellen op Chris
telijk onderwijs voor hun kinderen. Dat deze jongelieden
eerst de Rijks H.B.S. hier ter stede bezocht hebben, zegt
niets. De overweging van den heer Struiken behoort
hierbij dan ook niet ter sprake te komen.
De VOORZITTER antwoordt den heer Ma be lis, dat,
zooals deze zelf al opgemerkt heeft, Burgemeester en Wet
houders sympathiek staan tegenover deze aanvrage. De wet
stelt evenwel geen verplichting tot subsidieering van het bij
zonder middelbaar onderwijs door de gemeente; van gelijk
stelling is dan ook geen sprake. Men zou de aanvrage dus
alleen kunnen inwilligen uit billijkheidsoverwegingen. Maar,
waar blijft men dan? Straks komen ook de Chr. Ambachts
school, het Chr. Land- en Tuinbouwonderwijs om toekenning