6 NOVEMBER 1936. j y. 515
De VOORZITTER kan zich indenken, dat het capitu-
lanten-stelsel bij velen in den lande tegenzin heeft gewekt,
doch het is er nu eenmaal en men kan er niet aan ont
komen. Als men wacht tot de verordening van hoogerhand
wordt opgelegd, wordt men er slechter mee. De lijst van
ambten en betrekkingen, bestemd om door capitulanten te
worden vervuld, is namelijk thans hier opgesteld en de
Capitulantenraad heeft er ten slotte genoegen mede ge
nomen, nadat hij er eerst nog meer functies op wilde
plaatsen. Spr. moet daarom het denkbeeld van den heer
Van Houten ten sterkste ontraden.
Wat de aanwijzing betreft, deelt Spr. mede, dat eerst
wordt nagegaan, of de capitulant de noodige capaciteiten
voor de opengevallen betrekking bezit. Bovendien wordt
aan degenen, die voor de te vervullen plaats in aanmerking
komen, nog gevraagd, of zij de betrekking willen aan
vaarden. Men behoeft er zich dus niet zoo ongerust over
te maken, dat men personen krijgt, die voor hun ambt
niet geschikt zijn.
De op de lijst geplaatste functies zijn te laag om door
gewezen onder-officieren vervuld te worden. Deze zullen
meer in administratieve betrekkingen te Den Haag worden
ondergebracht.
Naar aanleiding van de opmerkingen van den heer
Crul zegt Spr., dat men niet moet denken, dat er door
dit stelsel meer menschen aan de arbeidsmarkt komen;
men verkrijgt daardoor alleen doorstrooming in het leger.
Het is in zeker opzicht een minder aangenaam stelsel,
maar men moet het aanvaarden en er aan medewerken in
's Lands belang.
De heer JANSSENS vraagt, of de verordening vatbaar
is voor wijziging. Zoo ja, dan acht Spr. het gewenscht om
de woorden„en voorts alle overige ambten en betrekkin
gen, in dienst der gemeente, welke niet op dien staat zijn
vermeld, doch welke in taak en aa:d overeenkomen met