6 NOVEMBER 1936. \J 517 bepaalde onder e van artikel 4 kan vervallen. Spr. licht dit met een enkel woord toe. Wethouder VAN BUITENEN zegt te gelooven, dat de heer Struiken een te ver strekkenden uitleg aan de bewuste passage van de memorie van toelichting geeft. De VOORZITTER wijst den heer Struiken op het bepaalde onder a van het zelfde artikel en zegt, dat het bepaalde sub e wel degelijk reden van bestaan heeft; het is trouwens overgenomen uit het voorgeschreven model voor een capitulanten-verordening. Artikel 4 wordt daarop ongewijzigd vastgesteld. De heer CRUL vraagt, waarom men geen ontheffing zou vragen van de verplichting tot het aanwijzen van ambten en betrekkingen, welke slechts door militairen of gewezen militairen kunnen worden vervuld. De VOORZITTER: Omdat men van te voren weet, dat een gemeente als Breda daarvan geen ontheffing krijgt. Alleen zeer kleine gemeenten kunnen voor ontheffing in aanmerking komen. Zou men gemeenten als Breda gaan vrijstellen, dan kwam er van het capitulanten-stelsel niets terecht en de Regeering stelt er juist prijs op, dat het goed functioneert. De ontwerp-capitulanten-verordening wordt daarop, met inachtneming van de daarin aan gebrachte wijzigingen, in haar geheel goedge keurd en vastgesteld. 37. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, houdende mededeelingen omtrent het gereedkomen van de ontwerp- gemeentebegrooting en de ontwerp-begrootingen van de instellingen en bedrijven, welke afzonderlijk worden beheerd,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 517