8 DECEMBER 1936. ,^53
De heer CRUL zegt, dat hetgeen de Voorzitter gezegd
heeft, niet heelemaal juist is. Dat de indeeling in loonklassen
door den Raad aan Burgemeester en Wethouders is overge
laten, is juist, maar aan den Raad is indertijd een andere in
deeling ter kennisneming overgelegd dan thans blijkt te
gelden.
De VOORZITTER: Nu begint U al met het adres te be
spreken; U dient eerst te hooren, of het juist is.
Wethouder VAN MIERLO is het opgevallen, dat men
voetstoots aanneemt, wat in het adres staat, terwijl de toon,
waarin de memorie van toelichting is gesteld, toch te denken
moest geven. Burgemeester en Wethouders hebben nog
nimmer aanleiding gegeven tot klachten over de wijze, waar
op zij het geineentepersoneel behandeld hebben. Spr. be
grijpt dan ook niet, dat men maar voetstoots gelooft, wat
beweerd wordt, zonder eerst Burgemeester en Wethouders te
hooren.
Het adres gaat om prae-advies naar Burgemeester en Wet
houders. Deze kunnen dat hier niet geven, omdat het nu
eenmaal onmogelijk is, de verschillende gevallen, waarvan
in het adres sprake is, hier met 27 leden te beoordeelen. Spr.
zal thans niet verder op de zaak ingaan, maar hij wil alleen
nog opmerken, dat bedoelde werklieden nooit door Burge
meester en Wethouders in een andere klasse zijn geplaatst
dan waarin zij thans staan. De Raad maakt uit, hoe het per
soneel moet worden gesalarieerd; draagt de Raad haar be
voegdheid om het personeel te groepeeren in de onderschei
dene loonklassen over aan Burgemeester en Wethouders, dan
doen dezen het, doch anders niemand. De meening van Bur
gemeester en Wethouders omtrent deze aangelegenheid is een
andere dan die in het adres tot uiting komt. Daarom willen
zij een commissie uit den Raad om de zaak te bespreken.
Wethouder VAN BUITENEN merkt op, dat de heer Crul
heeft gevraagd, of Spr. aan dit „onrecht" medegewerkt heeft.