21 DECEMBER 1936. \J 565 Er blijkt uit, dat Burgemeester en Wethouders in dezen moeilijken tijd willen medewerken aan steun voor den mid denstand, speciaal den kleinen middenstand. Gaarne had ik gezien, dat er meer eenheid zou zijn in 'de door de gemeenten toegezegde bedragen en dat alle zouden hebben bijgedragen in de kapitaalvorming. Uit de renten van het kapitaal hadden dan de jaarlijksche onkosten van het Borgstellingsfonds kunnen bestreden worden, terwijl uit de jaarlijksche bijdragen de eventueele verliezen van het „borg-zijn" kunnen worden opgevangen. Ik kan me indenken, dat het College even wil afwachten, wat andere gemeenten doen zullen in deze en neem gaarne nota van het feit, dat in het gunstige geval het College met een aanvullingsvoorstel bij den Raad wil komen. Ik hoop dan ook, dat de Raad het goede voorbeeld van het College zal volgen door dit voorstel aan te nemen. De heer VAN HOUTEN zegt, geen bezwaar te hebben tegen het subsidie, doch wenscht alleen de vraag te stellen, hoe Burgemeester en Wethouders op de hoogte zullen kunnen blijven van het verleenen van credieten aan per sonen uil niet-mee-betalende gemeenten. De VOORZITTER erkent, dat controle op dat punt ge- wenscht zal zijn, al heeft Spr. voldoende vertrouwen, dat de voorwaarden zullen worden gerespecteerd. Controle is mogelijk, behalve door bijv. het jaarverslag na te gaan, doordat de gemeente, volgens de stichtingsacte het recht heeft, een lid te benoemen van het dagelijksch bestuur van het fonds. Niemand der leden verder eenige bedenking hebbende, wordt conform het voorstel besloten. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het verleenen van een extra-subsidie aan het Oranje-Comité, in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 565