574
21 DECEMBER 1936.
i/V^
Wethouder VAN M1ERL0 zal gaarne ook nog met een
enkel woord aan het debat deelnemen. De bezwaren, in den
Raad aangevoerd tegen den feestmaaltijd, zijn door de orga
nisatoren ervan ook gevoeld. Als dikwijls zouden de stille
armen er buiten vallen. Om hieraan zooveel mogelijk tege
moet te komen heeft men besloten, eenigszins selectief te
werk te gaan bij het bepalen, wie al dan niet aan hiet maal
zullen deelnemen. Voorop gezet is, dat o.a. die categorie
„bedelaars" niet zal worden toegelaten, omdat zij vele an
deren zou afschrikken.
Over de kwestie van de aanbesteding wenscht Spr. nog
het volgende op te merken. Allereerst dient men de zaak
objectief te bezien. Het is in beginsel onjuist te zeggen, dat
het geld van de gemeente, of in de gemeente bijeengebracht,
alleen in Breda mag worden uitgegeven. Als de Raad dit
beginsel steeds huldigde, zou geen enkel besluit, dat geld
kost, door Ged. Staten worden goedgekeurd. In de bestekken
mag dit zelfs niet voorgeschreven worden. Naar Spr.'s oor
deel heeft het Oranje-Comité de Haagsche firma vooral tot
prijsopgaaf uitgenoodigd om deze te kunnen vergelijken
met de Bredasche inschrijvingen. In Breda is namelijk geen
enkele speciale zaak voor feestverlichting; de Haagsche firma
is daarin wel gespecialiseerd. Het gaat wel te ver, hier te
spreken van „koehandel". Voorts mag men toch de proporties
van het geval niet uit het oog verliezen. Groote financieele
belangen zijn er niet mede gemoeid. Het eindbedrag is nog
geen -f 1600,daarvan zou het grootste deel nog naar
een Belgische firma gaan, die het materiaal zou verhuren.
Een belangrijke werkverruiming zit er evenmin in, aangezien
er slechts drie of vier monteurs noodig zijn om een en ander
aan te brengen.
De heer LOONEN blijft het onjuist achten, dat de Haag
sche firma is uitgenoodigd, aan de aanbesteding deel te
nemen. Als de bedoeling daarvan was, zich van de prijzen
op de hoogte te stellen, had men zich ook te Breda wel van