21 DECEMBER 1936. J 585
liggen broeden; er is op het oogenblik voor Uw College
urgenter en prettiger arbeid aan de orde, n.l. te bedenken
en uit te werken, op welke wijze de inwoners onzer goede
stad weer tot meerdere welvaart en lagere lasten kunnen
komen.
Over de van onze zijde gemaakte opmerking in het Cen
traal Rapport, betreffende de kwestie over het tengevolge
van eventueel niet-sluitend maken der begrooting, onder
toezicht stellen der Regeering, zal ons medelid De Jong
U te woord staan, waarbij hij ook onze ideeën, betreffende
het meer gebruik trachten te maken van het „Werkfonds",
zal ontwikkelen.
In dat verband wensch ik nogmaals te wijzen op een bij
een vorige gelegenheid gegeven suggestie, dat het nu toch
eindelijk wel eens tijd wordt om ernstig te overwegen, of
het niet mogelijk is door aankoop van de Lange 'Stallen-
kazerne en aanbieding van den bouw van een nieuw magazijn,
b.v. in het verlengde van het Sportfondsenbad op het z.g.
Chasséterrein, een afdoende oplossing te verkrijgen voor
een parallelweg van de Ginnekenstraat.
Ten opzichte van de kwestie der avondvergaderingen van
dezen Raad meen ik goed te doen nog eens de reden van
ons standpunt te ontwikkelen. Meerdere onzer leden zijn
slechts in staat hun plichten als raadslid en commissielid
goed waar te nemen met finarciëele opofferingen voor verlet.
Het is daarom, dat wij er op aandringen de vergaderingen
van den Raad en de commissie-vergaderingen zooveel mo
gelijk 's-avonds te doen houden, zooals trouwens in andere
stedelijke gemeenten als Eindhoven, Tilburg en Maastricht
reeds jaren het geval is.
Per slot nog een korte opmerking tot U, Mijnheer de
Voorzitter van dezen Raad. Hoewel het een goede gewoonte
is een z.g. Troonrede bij de aanvaarding van het ambt van
Burgemeester eener gemeente niet te beoordeelen, meenden
wij verplicht te zijn, daarvan te moeten afwijken, omdat,
hoewel ook door mij Uw rede van 3 Augustus is toegejuicht,