21 DECEMBER 1936.
X 591
de oorzaken, die daartoe hebben geleid, niet na te speuren.
Wij kunnen volstaan met ze te aanvaarden als een welkome
gelegenheid om gezamenlijk te verrichten, wat in dezen tijd
voor onze stad noodig is te doen.
En ondertusschen vergeten wij niet, dat het leven, ook
het staatkundig leven, wordt beheerscht door beginselen,
meer dan door de materieele levensvoorwaarden hoe be
langrijk ook dat de geestelijke waarden grooter beteekenis
hebben voor ons volksleven dan de economische omstandig
heden, hoezeer de laatsten in tijden als wij thans beleven
onze aandacht vragen en ook moeten hebben.
De voor ons liggende begrooting geeft al evenmin aanlei
ding tot breede beschouwingen. Dit blijkt ook uit de .ge
wisselde stukken hierover.
Concrete groote vraagstukken worden niet naar voren
gebracht. En voorzoover ze worden aangesneden geschiedt
dat in algemeenen, vragenden vorm. En dat kan ook fniet
anders. Wij zitten met ons financieele kunnen vrijwel aan
den grond.
Dat het Burgemeester en Wethouders ook nog ditmaal
gelukt is onder den Regeeringssteun uit te blijven, stemt
tot voldoening.
Dat het alleen mogelijk was door het opleggen van nieuwe
zware lasten op de bevolking, is niet te wijten aan het
College.
Voor het ook in de afgeloopen jaren gevoerde voorzichtige
financieel beleid verdient het College lof. Dat wij toch op
dit punt zijn aangekomen, is gebeurd ondanks het streven
van Burgemeester en Wethouders.
Gelukkig, dat de autonomie der gemeenten zoo ver is
ingekort, dat Gedeputeerde Staten het vorige jaar hun veto
konden uitspreken over Tiet onttrekken van f 32.000,aan
het te reserveeren overschot van 1934. Anders was de mo
gelijkheid om thans tot een sluitende begrooting te komen,
nog moeilijker, zoo niet onmogelijk geweest.