VAa
594
21 DECEMBER 1936.
m
de moreele gevolgen der werkloosheid zijn zoo ontzettend,
dat ieder middel, ook het minste, moet worden aangegrepen
om daarin verbetering te brengen. Maar ook deze aangele
genheid moet worden bezien in het kader van het igeheeil
en nauwgezet zal bij ieder uit te voeren werk moeten worden
overwogen, of de materieele en moreele voordeelen opwegen
tegen de lasten, die voor rente en aflossing in den vorm vani
belastingen weer moeten worden opgelegd. Ik kan nog niet
zien, dat een stad van de grootte als Breda thans vele groote
werken kan doen uitvoeren, zonder den schuldenlast der ge
meente buiten alle proporties op te voeren en daardoor een
ondraaglijken belastingdruk in het leven te roepen, die de
bloei der Gemeente niet bevorderen zal. Het mag toch ook
wel eens worden bedacht, of het gcwenscht is, thans een
zoodanige situatie te scheppen, waardoor wij straks, als de
moeilijke jaren van thans doorworsteld zijn, gebukt zullen
gaan onder een belastingdruk, die niet geëvenredigd is aan
de verlichting, die er tnans door wordt aangebracht. Het
tot nu toe door Burgemeester en Wethouders gevoerde be
leid doet mij vertrouwen, dat zij ,opk in de toekomst den
juisten weg zullen weten te vinden en zich daar 'niet van
zullen laten afdringen door wie of wat ook.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil het hierbij laten; met ver
trouwen zie ik dit College aan het werk en ik hoop dat hef
hun gelukken zal in samenwerking met den Raad, onder
Gods zegen, ook in het komende begrootingsjaar, het goede
voor de stad, die ons lief is, te zoeken en tie vinden. Mijn
steun, zij het uiteraard van geringe kracht, zeg ik daarbij
gaarne toe.
De heer DE JONG zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Opnieuw moeten belastingverhoogingen worden voorge
steld. Het meest ingrijpend zijn de beide voorstellen, welke
thans aan de orde komen, n.l. van verhooging van de opcen
ten op de personeeie belasting, welke hierdoor voor allen