21 DECEMBER 1936. \J 595
op 200 worden gebracht, alsmede het overbrengen van onze
gemeente van de tweede naar de derde klasse der gemeente
fondsbelasting. Beide belastingen zullen tot een verhooging
van de inkomsten der Gemeente leiden van resp. f 68.000,
en f 28.000,— of f 96.000,—, hetgeen mede zal dienen tot
dekking van het geraamde tekort van f 242.000,
Geen tegenspraak zal het ontlokken, wanneer we vaststel
len, dat de groote tekorten, welke gevoeglijk als te groote
tekorten mogen worden aangemerkt, vrijwel uitsluitend wor
den veroorzaakt door de zeer belangrijke uitgaven, welke zijn
gemoeid met de bestrijding van de gevolgen van de werk
loosheid. Immers, voor het nieuwe begrootingsjaar is hier
voor uitgetrokken moeten worden ruim f 667.000,totaal,
waarvan ten laste van onze geineentefinanciën 341/20/o
ongeveer f 237.000,— zullen komen.
Buiten beschouwing blijft hierbij dan nog de ingrijpende
uitgaafpost van het Burgerlijk Armbestuur, welke ook een
steeds stijgende tendenz vertoont, waarvan een zeker niet
onbelangrijk deel eveneens geschreven mag worden op re
kening van de slechte economische toestanden, waaronder
wij gedwongen zijn te leven.
Deze uitgaven moeten worden gedaan en voorzien alle
slechts zeer ten deele in de groo|te behoeften en noaden,
welke in de meeste huisgezinnen en ook onder de werklooze
jongeren bestaan. i
Het oorspronkelijk nadeelig slot van rond f 164.000,
waarop dus alreeds de loodzware last van de werkloosheids
bestrijding drukte, werd opnieuw door het toepassen van
nieuwe regeeringsmaatregelen met f 78.000,- vergroot.
Wij staan op het standpunt, dat het werkloosheidsvraagstuk
niet van gemeentelijken aard is en de financiëele lasten daar
van niet op de gemeenten mogen drukken. Het is weliswaar
een nationaal en internationaal verschijnsel, doch het verloop
van de werkloosheid hier te lande houdt eveneens ten nauwste
verband met de gevoerde regeeringspolitiek. Daarom moe
ten we een stelselmatige verschuiving van grootere lasten