638 21 DECEMBER 1936.
De heer COHEN vraagt nog, op welke wijze voor het
gebruik van de inrichting reclame is gemaakt. Hem is niets
daarvan ter oore gekomen.
De VOORZITTER antwoordt, dat het bezoek aan de in
richting plaats had, nadat door de onderwijzers op het nut
daarvan was gewezen. Spr. weet evenwel niet, of zulks op
alle scholen gebeurd is.
Zonder verdere opmerkingen wordt de post
daarop goedgekeurd en vastgesteld.
Volgnummer 26 e. Huuropbrengst van de
zweminrichting „Het Ei".
De heer BRANTJES heeft vernomen, dat de huurster van
de zwemkom „Het Ei" om huurverlaging heeft gevraagd;
de Weduwe Van Brink verkeert tengevolge van den
slechten tijd en door concurrentie in moeilijke omstandig
heden. Nu is hem gebleken, dat door de betrokken instantie
niet door Burgemeester en Wethouders - een methode
wordt toegepast, welke niet redelijk is; er wordt namelijk
gedreigd, dat, als de huurster geen f 1850,— wil betalen,
de zwemgelegenheid onmiddellijk aan een ander gegadigde
zal worden verhuurd. Spr. is van meening, dat men bij de
bepaling van de huur in aanmerking moet nemen, hoe de
zaak zich indertijd heeft toegedragen. Men heeft destijds
overleg gepleegd met den heer Van Brink over het ver
plaatsen van de kostelooze volksbadplaats naar zijn inrichting;
deze heeft toen alle medewerking verleend. Later is hem
„Het Ei", dat op een onzalig oogenblik js gegraven, verr
huurd. Daardoor is er een dusdanige band ontstaan tusschen
beide zweminrichtingen, dat deze niet verbroken kan worden
zonder beide schade toe te brengen. Spr. betreurt de methode,
welke op de huurster wordt toegepast; het lijkt hem niet
juist, op het oogenblik den stok achter de deur te zetten.