21 DECEMBER 1936. 651 1 De VOORZITTER antwoordt, dat de ivenschelijkheid van de oprichting van een openbare lagere school in het Zui delijk stadsdeel is gebleken, doordat enkele raadsleden «dit hier naar voren hebben gebracht, maar hoe moet de nood zakelijkheid anders blijken dan door een verzoekschrift van ouders, die daarbij op zich nemen hun kinderen naar die school te sturen? Spr. blijft dan ook van meening, dat de noodzakelijkheid dan pas kan blijken. ,De heer HEER zal er voor zorgen, dat de noodige hand- teekeningen voor zoo'n verzoekschrift verzameld worden. De heer DE JONG verklaart, dat hem het antwoord van Burgemeester en Wethouders, betreffende den bouw van een gymnastieklokaal als werkobject voor de Centrale Werkplaats, genoegen doet. Wat de melkverstrekking aan schoolgaande kinderen be treft, zegt Spr., dat het toch mogelijk moet zijn te dien op zichte een regeling te treffen met de melkhandelaren. Spr. en zijn fractiegenooten verzoeken Burgemeester en Wethou ders iets in die richting te doen. De VOORZITTER antwoordt, dat het den heer De Jong wellicht bekend zal zijn, dat de Zuivel-Centrale zich tot Burgemeester en Wethouders gewend heeft met een aanbod tot levering van melk voor schoolgaande kinderen. Het ging daarbij niet om het belang van de kinderen, doch om het afzetgebied te vergrooten; dezelfde bedoeling, welke voorzit bij acties onder de leuze: „Eet meer fruit!" en „Eet meer vischHetgeen de heer De jong c.s. wil, is evenwel zeer moeilijk uit te voeren: le. omdat het zeer lastig is uit te maken, welke leerlingen meer melk noodig hebben en 2e. om financieele redenen. Wethouder VAN DER WERF merkt op, dat de Zuivel- Centrale weliswaar heeft aangeboden, de melk tegen een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 651