654
Vvv
21 DECEMBER 1936.
In hun antwoord op onze vraag zeggen Burgemeester en
Wethouders nu, dat de melkverstrekking hoofdzakelijk om
financieele redenen niet kan plaats hebben. Welke andere
redenen dan financieele redenen Burgemeester en Wethou
ders kunnen hebben, is mij niet bekend. Dat er natuurlijk
financieele bezwaren aan verbonden zijn, is te begrijpen.
En ik kan óók begrijpen, dat we hier thans nietzoo maar
kunnen besluiten tot het gevraagde. Er zal daarvoor eerst
een ernstig onderzoek naar de mogelijkheid daarvan ingesteld
moeten worden.
Ik zou er dan ook sterk op willen aandringen, thans een
commissie te benoemen, die deze mogelijkheid spoedig onder
het oog ziet. Ik hoop, dat deze commissie tot dezelfde gun
stige resultaten zal komen als een zelfde commissie te Wor-
merveer, die, toen in den raad hiernaar gevraagd werd, reeds
deze melkvoorziening aan de scholen had ingevoerd.
De VOORZITTER zegt, dat hij mèt den heer Heer ge
looft, dat men inderdaad sommige kinderen melk moet
Lee ren drinken, maar dit ligt z.i. niet op den weg van de
gemeente, tenzij de gemeentelijke geneeskundige dienst tot
de overtuiging komt van de noodzakelijkheid der melkver
strekking. Daarom zou men beter aan den gemeentelijken
geneeskundigen dienst dan aan een commissie kunnen op
dragen daarnaar een onderzoek in te stellen.
De naam, door den heer Heer in zijn betoog genoemd,
is die van een belanghebbende; deze moet niet naar voren
worden gebracht.
De vraag is nu: Is melkverstrekking aan schoolgaande kin
deren wenschelijk of noodzakelijk? Is zij gewenscht, dan zal
daarmede gewacht moeten worden met het oog op den
toestand van de gemeentekas. Is zij noodzakelijk, dan mag
men geen oogenblik daarmede wachten.
De heer HEER vindt het begrip „noodzakelijk" erg rekbaar.