21 DECEMBER 1936.
655
De VOORZITTER: Het gaat er maar om, of er niet mede
gewacht kan worden. Men moet niet vergeten, dat het nemen
van dien maatregel uit een financieel oogpunt zeer bezwaar
lijk is.
Wethouder VAN DER WERF leidt uit het feit, dat de
gemeentelijke geneeskundige dienst tot de conclusie is ge
komen, dat er van ondervoeding hier ter stede niets is ge
bleken, af, dat de gewenschte melkverstrekking niet nood
zakelijk is. Ook Spr. wijst op de financieele gevolgen; om
een betrekkelijk klein aantal kinderen gedurende een half
jaar een halven liter melk per dag te geven is zeker een
bedrag van f 7000,noodig.
De heer HEER kan begrijpen, dat men in de eerste plaats
de noodzakelijkheid van de melkverstrekking aangetoond
wenscht te zien en in de tweede plaats de financieele con
sequenties nagaat. Spr. zou echter gaarne weten, hoe men
aan een bedrag van f 7000,komt.
Wethouder VAN DER WERF antwoordt, dat gemakkelijk
is na te gaan, dat het verstrekken van een halven liter melk
in de wintermaanden en wel 4 dagen per week aan de leer
lingen der volksscholen een dergelijk bedrag vergt.
De heer HEER merkt op, dat de leerlingen, wier ouders
het betalen kunnen, behooren bij te dragen in de kosten
der melkverstrekking. Een in te stellen commissie kan men
opdragen dit te onderzoeken.
De VOORZITTER zegt, dat het eenige, wat men doen kan,
is, aan den gemeentelijken geneeskundigen dienst opdragen
een onderzoek in te stellen naar de noodzakelijkheid van
melkverstrekking aan schoolgaande kinderen, doch Burge
meester en Wethouders zien de noodzakelijkheid daarvan