664 I 21 DECEMBER 1936. middelbaar onderwijs kent men echter niet. Dat dit voor de Protestante, maar ook voor Katholieke inrichtingen buiten de stad nadeel medebrengt, kan Spr. zich indenken, maar Burgemeester en Wethouders hebben zich op het standpunt gesteld, dat de financieele gelijkstelling, zoo zij er komt, van Regeeringswege moet uitgaan. De Gemeente kan er onder de huidige economische omstandigheden onmogelijk toe over gaan. Men kan hieruit echter onmogelijk concludeeren, dat hierdoor argumenten tegen de gelijkstelling in handen van tegenstanders worden gespeeld; zelfs al zou deze gemeente die toepassen, dan nog was ze er niet, omdat daardoor an deren het nog niet doen. Wanneer de Gemeente uit finan cieele onmacht niet alle middelbare scholen in en buiten de Gemeente subsidieert is daaruit redelijkerwijze geen argument te halen tegen de gelijkstelling; dit is een totaal onjuist argument van den heer M a b e 1 i s. De heer ELICH sluit zich gaarne aan bij het betoog van den heer Mabelis; hij is bereid diens voorstel te steunen. De heer MABELIS zal niet meer ingaan op de principieele zijde van de zaak. Hij wil 'er alleen de aandacht op vestigen, dat de heer Van Buitenen ui tdrukkelijk verklaard heeft, dat er geen gelden aan andere openbare hoogere burger scholen zouden worden gegeven. In de gemeenterekening over 1935 komt echter wel degelijk onder volgnummer 644 een bedrag van f 422,22 voor, hetwelk uitgegeven is voor leerlingen, die de gemeentelijke H.B.S. te Dordrecht heb ben bezocht. Tegenover de opmerking van den heer Van Buitenen, dat, als het waar was, dat weigering van deze subsidie-aan vraag een inbreuk zou beteekenen op het principe der gelijk stelling, de gemeente Breda al jarenlang in gebreke zou zijn, voert Spr. aan, dat het niet op den weg' van dien Raad ligt om zelf te gaan informeeren, wie subsidie wil hebben; de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 664