12 FEBRUARI 1936.
95
n 2, IX
15, VIII
16, VIII
den; op de volgende hoofdstukken is het daarachter vermelde
bedrag méér uitgetrokken:
hoofdstuk IVf 1700.
op par. 1, hoofdstuk IX
44000.-
159000.-
5500.-
2000.-
In totaal beloopt dit een bedrag van ongeveer f 212.000.
En toch zullen de totaal-uitgaven maar f 152.000.hooger
zijn dan het vorig jaar; vergeleken met dat jaar is er dus
f 60.000.op deze begrooting bezuinigd.
Spr. heeft aannemelijk willen maken, dat het niet zoo ge
makkelijk is om belangrijk meer te bezuinigen; er zit inder
daad iets meer aan vast dan maar te zeggen, dat er 20
van hoofdstuk VI af moet.
Spr. stelt zich verder op het standpunt, dat de leden hier
zitten als gekozenen van verschillende en bepaalde levensbe
schouwingen en dat zij bij het vervullen van hun taak die
beschouwingen als richtinggevend zullen nemen. Spr. ont
houdt zich ervan om, als persoon, in beschouwing te treden
over de vraag, hoe het moet zijn ten aanzien van het lands
bestuur. Men kent, zegt Spr., een bepaalde verhouding tus-
schen Rijk en Gemeente; hierdoor wordt menigmaal het be
leid van de gemeente bepaald en bij het beschouwen van de
toestanden als bestuur van de gemeente, aanvaardt hij de
realiteit zooals die momenteel is, dus de status quo. Wanneer
Burgemeester en Wethouders een kort antwoord hebben ge
geven over het Plan van den Arbeid, dan is dat volkomen
juist. Voor zoover dit plan voor uitvoering vatbaar is, heeft
de gemeente hier niet de eerste taak.
Spr. vindt, dat de heer Janssens wat ver gaat door te
beweren, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders
te sober is omdat het zich niet begeeft in beschouwingen over
de verschillende opvattingen in de landspolitiek, in verband
met het Plan van den Arbeid. De heer Janssens heeft
gezegd, dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders