96 12 FEBRUARI 1936. op de bezuinigingsvragen, teleurstellend is. Spr. zegt, dat het ook voor Burgemeester en Wethouders niet gemakkelijk is om bezuinigingsobjecten te vinden. Op de bezetting van de diensten behoeft hij niet in te gaan; dit heeft Wethouder Van Mierlo afdoende gedaan. Spr zegt verder, te gelooven, dat, waar de heer Q r u ij s het College heeft gedoodverfd als een dat enkel de zaken gaande houdt, toch niet gezegd kan worden, dat het de toe komst verwaarloost. Hij meent dat in zijn voorgaande finan- ciëele beschouwingen te hebben aangetoond. Dat is volgens Spr. beter dan de politiek van een man, die een vooruitzien- den blik had, maar de zaken niet gaande hield. Verder is er gesproken over de uitvoering van meer werken. De heer M a b e 1 i s zegt, dat hij het niet eens is met de op merkingen van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van het Werkfonds. Burgemeester en Wethouders hebben niet gezegd, dat zij in die richting geen stappen zullen doen. Spr. vertrouwt, dat de heer M a b e 1 i s ten slotte wat dichter bij het College zal komen staan. In vorige jaren was de gang van zaken bij het Werkfonds niet zoo bekend; dit is eenigs- zins veranderd. Spr. is intusschen met het fonds, zij het in andere kwaliteit, meermalen in aanraking geweest; gebleken is wel waar men aan toe is. Het verschil tusschen het uit voeren van werken met behulp van het Werkfonds en met geld, verkregen uit andere leeningen, is, op het allergunstigt, dat de eerste vijf jaren geen rente behoeft te worden betaald. Met de aflossing moet worden begonnen een jaar nadat het werk gereed is gekomen. Spr. voor zich zou willen zeggen, dat uitvoering van werken met behulp, van het Werkfonds de financiëele lasten voor de gemeente eveneens verzwaart. Spr. is persoonlijk van meening, dat het voordeel van het niet betalen van rente in de eerste jaren, niet zal opwegen tegen de latere nadeelen bij de aflossing, omdat hiervoor geen vast plan wordt bepaald, maar er moet worden afgelost naar de financiëele mogelijkheid voor de gemeente, binnen een bepaald aantal jaren, waarbij, uiteraard, Rijksinstanties over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 96