12 FEBRUARI 1936.
99
houders, dat zij bezuinigingsvoorstellen met belangstelling
tegemoet zien en hij scheen het onjuist te achten, dat zij uit
den Raad dergelijke voorstellen afwachten. Burgemeester en
Wethouders doen dit echter, omdat zij bij de samenstelling
van de begrooting reeds post voor post de bezuiniging ern
stig hebben overwogen.
Spr. gelooft ook, dat het getuigt van een goeden blik van
Burgemeester en Wethouders, wanneer zij zorgen, dat de
Gemeente zoo lang mogelijk buiten bijzondere controle blijft,
welke van bijzondere Rijksbijdragen het gevolg zou zijn. Hier
speurt men den „vooruitzienden blik", die de heer G r u ij s
afwezig acht. In beperking kan men daarvan ook getuigenis
afleggen. Zoo kan het aanleggen van bruggen, sportterreinen
e.d. zeer zeker van een vooruitzienden blik getuigen, doch
het kan een nog meer vooruitziende blik zijn, er niet toe over
te gaan. Het hangt van de omstandigheden af. Intusschen
mag de zuinigheid ook hier de wijsheid niet bedriegen en
moet met vertrouwen in de toekomst aan de ontwikkeling
van de Gemeente worden voortgearbeid.
Spr. geeft daarop gelegenheid tot repliek. Hij gelooft, dat
de discussies op doeltreffende wijze zullen kunnen plaats
vinden.
De heer VAN ARENDONK zegt, dat hij nog niets heeft
gehoord omtrent zijn vraag, in zake de aanbestedingen en
leveranties door georganiseerde patroons en aannemers.
De heer DE JONG zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Het wil ons voorkomen, dat hetgeen door de heeren Wet
houders over het Werkfonds is gezegd en waarin is uitge
komen, dat een van de voorwaarden van dit fonds is, dat gel
den geleend kunnen worden zonder dat daarvoor de eerste
vijf jaren rente betaald behoeft te worden, juist wèl aanlok
kelijk genoemd moet worden.