VAa; 110 29 APRIL 1937. die belasting onder de huidige omstandigheden nog op te voeren. Een prae-advies is er niet gekomen; de zaak is bij de indiening der begrooting voor 1937 afgedaan. Had de heer Spoel der iets naders daaromtrent willen weten, dan had hij dat bij de behandeling dier begrooting moeten vragen. De heer SPOEI.DER merkt op, dat Wethouder Van der Werf heeft gezegd, dat men niet tot verlaging van de personeele belasting voor de koffiehuisbedrijven kón over gaan, omdat de begrooting anders niet sluitend was te krij gen; men moet echter niet vergeten, dat er ook een groep menschen is, die niet meer betalen kan, namelijk de café houders. Den VOORZITTER lijkt het 't beste om de zaak vóór September van dit jaar nog eens in behandeling te brengen. Men moet hierbij echter wel bedenken, dat, als er inderdaad een te groot aantal koffiehuizen is, het niet aangaat deze be drijven kunstmatig in het leven te houden; men moet tot saneering komen: men kan niet beschermen, wat eigenlijk niet beschermd kan worden. De heer VAN ARENDONK: Het gaat niet om bescher ming, maar om een onbillijkheid weg te nemen. De VOORZITTER kan niet aannemen, dat de Raad een belasting heeft ingesteld, welke onbillijk is. Doch Spr. zal op het oogenblik niet verder op de zaak ingaan. Opgemeld adres wordt daarop voor kennis geving aangenomen. 8. Adressen van F. J. L. Th. Fokkema en C. J. Remie, daarbij verzoekende hun lompenbedrijf in pak huizen, gelegen aan de Lunetstraat, te mogen voortzetten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 110