r V\a 112 V 29 APRIL 1937. gehad. Zij zijn eenvoudige burgermenschen, die in de cou rant alleen naar de advertentiën en de berichten omtrent den Burgerlijken Stand kijken, doch geen notitie nemen van de afkondigingen van verordeningen enz. Toen zij op 2 Maart j.l. een schrijven kregen, dat zij binnen drie maanden hun pakhuizen moesten ontruimen, waren zij daarvan diep onder den indruk. Het is voor hen dan ook een bestaans- kwestie. Het is voor hen niet gemakkelijk zoo maar te gaan verhuizen; op het Kadijkje staat nog niets; zij zullen er dus een gebouw moeten zetten. Tegenover de mededeeling van den Voorzitter, dat zij al een half jaar geleden gewaarschuwd zijn, merkt Spr. op, dat de aanschrijving van Burgemeester en Wethouders op 2 Maart j.l. is uitgegaan. Spr. gelooft niet, dat er ernstig bezwaar tegen kan bestaan, tijdelijk van de verordening af te wijken en hun nog| een jaar uitstel te verleenen. Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat de zaak niet zoo eenvoudig is als de heer Van Houten haar voorstelt. De verordening is niet alleen voor deze menschen gemaakt, doch voor een geheele categorie van bedrijven. Wanneer men deze menschen tegemoet komt, brengt de consequentie mede, dat men een zelfde houding moet aannemen tegenover anderen. Spr. gelooft wel, dat het voor hen moeilijkheden medebrengt om hun bedrijf te verplaatsen, doch zij hebben twee jaar den tijd gehad om zulks voor te bereiden; men kan hun dan ook moeilijk nog een jaar uitstel verleenen. De bepalingen der verordening laten zulks ook niet toe. Hun tegemoet te komen op grond van het feit, dat zij niet met de bepalingen der verordening op de hoogte zijn geweest, is een gevaarlijk argument. Er zijn tal van verordeningen, waarvan het publiek geen notie heeft, doch men kan er toch niet toe overgaan, ieder belanghebbende schriftelijk daarmede in kennis te stellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 112