114 29 APRIL 1937. nog onlangs in zijn begrootingsspeech een ander geluid liet hooren; hij zeide toen: „Het is gelukkig te noemen, dat de democratische gedachte en de beleving hiervan in Breda, niet, zooals in vele andere plaatsen in den lande, ontaardt in felle persoonlijke aanvallen, doch dat de Raad de democratische beginselen op juiste wijze toepast". Nu vindt Spr. het heel prachtig, dat die gedachte in de R.K.-fractie leeft, maar zij handelt er thans niet naar. Naar Spr.'s opvatting behoort ook tot de democratische gedachte, dat ook de minderheid rechten heeft, in casu recht op evenredige vertegenwoordi ging. Bij de huidige verhouding in den Raad van 18:9 is het derhalve niet zoo vreemd, dat Spr.'s fractie als de groot ste van die 9, aanspraak maakt op een zetel in het College van Burgemeester en Wethouders. Nu de R.K.-fractie echter in haar houding volhardt, vindt Spr. persoonlijk geen reden aanwezig om aan de stemming deel te nemen. Zijn fractie denkt er evenwel anders over; overeenkomstig de afspraak zal zij daarom medestemmen. De heer JANSSENS acht een politiek debat thans niet op zijn plaats. Spr. zou het betreuren, als de goede ver standhouding hierdoor zou worden verstoord. Juist omdat het hier de tusschentijdsche aanvulling van een wethouders vacature betreft, heeft de R.K.-fractie gemeend haar twee jaar geleden ingenomen standpunt niet te moeten wijzigen. Spr. moet er den heer Qruijs aan herinneren, dat ook destijds, speciaal bij de benoemingen voor de verschillende raadscommissies, overleg tusschen de fracties heeft plaats gehad. De heer GRUIJS verklaart, dat de goede samenwerking in dezen Raad in het minst niet behoeft te lijden door dit evenement. Het was Spr. er alleen om te doen, hier uiteen te zetten, hoe zijn fractie over deze aangelegenheid denkt. Daarop wordt overgegaan tot stemming.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 114