yv? 122 29 APRIL 1937. Had dit schoolbestuur dit werk niet ter hand genomen, dan had Breda dit zelf moeten doen. Het is ondenkbaar, dat in een stad als Breda het onderwijs aan zwakzinnigen zou ontbreken. Het is ook duidelijk, dat dit onderwijs dan heel wat meer van de gemeentekas zou hebben gevorderd. Ook het College zal wel niet van meening zijn, dat de Gemeente het goedkooper had kunnen doen dan dit schoolbestuur. Ten slotte wil ik nog iets zeggen over het argument, dat de noodige uitbreiding het gevolg zou zijn van de toename van het aantal leerlingen uit de buitengemeenten. Ik toonde reeds aan, dat verschillende buitengemeenten heel wat meer kosten hebben per leerling dan Breda. Ook die toename is niet zoo buitengewoon als men meent. Het Bredasche aantal leerlingen nam eveneens toe. In 1932 waren er 73 Bredasche leerlingen; In 1933 waren er 78 Bredasche leerlingen; In 1934 waren er 82 Bredasche leerlingen; In 1935 waren er 82 Bredasche leerlingen; In 1936 waren er 73 Bredasche leerlingen. Waardoor die stilstand in 1935 en de vermindering in 1936 is ontstaan, is mij niet bekend. Maar het lijkt mij niet te ge waagd te veronderstellen, dat hier toevallige omstandigheden in het geding zijn en dat het aantal der Bredasche leerlingen eveneens stijgen zal, zooals in alle inrichtingen voor geestes zieken kan worden waargenomen. Mijnheer de Voorzitter. Naar mijn meening behoort deze aanvrage om steun te worden ingewilligd: le. uit een rec?itvaardigheidsoogpunt (al laat de wet nog afwijking toe); 2e. uit billijkheidsoverwegingen; en 3e. in het belang der gemeente-financiën. De vorm, waarin deze steun wordt verleend, kan een andere zijn dan waarin die wordt gevraagd. De eerste bijdrage in de bouwkosten is geschied als een renteloos voorschot, terug te betalen in 20 jaren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 122