29 APRIL 1937. 125 betalen van de contributie voor het ziekenfonds (Bijlagen 1937, no. 51); aangehouden in de vorige vergadering. De heer VAN DLR VEN zegt het volgende: Op de eerste plaats, Mijnheer de Voorzitter, bevreemdt het mij, dat het College van Burgemeester en Wethouders omtrent deze zaak zich alleen in verbindingheeflgesteldenonderhande- lingen heeft gevoerd met het A.A.Z.B., terwijl in het adres ook sprake is van onderlinge ziekteverzekering. Uit de gevoerde correspondentie, Mijnheer de Voorzitter, welke dateert van 7 December 1934 t/rn 18 Februari 1937 tusschen Burgemeester en Wethouders, Directeur G.G. en G. dienst en het bestuur van de plaatselijke afd. van genoemd fonds en hun hoofdbestuur, is op te maken, dat men van het College van Burgemeester en Wethouders, alles heeft gedaan om de zaak met spoed in orde te maken, maar dat van andere zijde alles zooveel mogelijk op de lange baan is geschoven en men met voorstellen is gekomen, waaraan üe Bredasche verzekerden niets hadden, omdat er steunnormen genoemd werden, welke niet geldig waren voor Breda (zie schrijven 8 Januari 1935). Verder komt in het schrijven van 4 October 1935 van den voorzitter der afd. Breda van genoemd fonds aan den Direc teur van den G.G. en G. dienst een zinsnede voor, waarin men schrijft, dat zij gaarne bereid zijn tot medewerking ter totstandkoming van deze crisisregeling, om dan verder te gaan met het schrijven, dat bij het overgroote deel der doctoren minder materieele dan wel ideëele motieven een rol hierin zullen spelen bij het totstandkomen van deze regeling, terwijl in het schrijven van 7 November 1935 van denzelfden per soon aan Burgemeester en Wethouders staat, dat zij wel mede willen werken, maar in hoofdzaak komt de zaak hierop neer, dat alles ten koste zal gaan van hun honorarium. Ben ik goed ingelicht, Mijnheer de Voorzitter, dan is in geen één plaats het honorarium zoo hoog als juist in Breda; ik geloof er is nog een plaats, n.l. Alkmaar. Als hier dan van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 125