15 JUNI 1937. C w 159
is het niet eens met diens motiveering. Spr. acht het gevaar
lijk om uit de ontvangst der vermakelijkheidsbelasting de
conclusie te trekken: „nu kunnen wij wel weer f 50ü,
daarvan uitgeven". Terecht zeggen Burgemeester en Wet
houders in hun voorstel van 3 November 1936 (Bijlagen 1936,
no. 252): „Juiste ramingen zijn uiteraard niet mogelijk, zoodat
„van het Comité niet kan worden verlangd, dat geen der
„posten zal mogen worden overschreden; wèl kan als eisen
„worden gesteld,- dat de totale uitgaven niet meer zullen
„mogen bedragen dan de door het Comité geraamde, nl.
„f 4400,voor overschrijding daarvan dient zorgvuldig
„te worden gewaakt". Het Comité heeft echter niet alleen
niet zorgvuldig, het heeft zelfs heelemaal niet tegen over
schrijding van dat bedrag gewaakt: er is f 1900,meer uit
gegeven! Tegenvallers zijn er niet geweest. De ontvangsten
hebben f 1330,meer bedragen dan was geraamd. Dat er
geen rekening was gehouden met het betalen van vermake
lijkheidsbelasting, is een fout van het Comité zelf; het had
kunnen weten, dat er vermakelijkheidsbelasting betaald moest
worden, ten en ander in aanmerking nemende, gaat het niet
aan, vijf maanden later te verzoeken het tekort maar uit de
gemeentekas bij te passen. Spr. is het met Burgemeester en
Wethouders eens, dat de feesten representatieve waarde voor
de Gemeente hebben gehad. Hij zal daarom niet tegen het
voorstel stemmen, maar hij wil toch waarschuwen, dat het
bij een volgende gelegenheid niet meer zoo moet gaan.
De VOORZITTER deelt mede, dat het Comité ten opzichte
van de vermakelijkheidsbelasting van de gedachte uitging,
dat de feesten eigenlijk door de Gemeente gegeven werden.
Die gedachte was natuurlijk niet juist, doch zij was oorzaak,
dat de uitgaven f 1000,— tegengevallen zijn. Daar staat
tegenover ,dat het Comité het feest goed voorbereid heeft.
En als men nu het bij te passen bedrag vergelijkt met hetgeen
andere gemeenten voor dergelijke doeleinden hebben uitge-