15 JUNI 1937. de hoogere kosten van levensonderhoud, zelfs niet de tijd is aangebroken om de loonen der werklieden eenigszins te verhoogen. Spr. geeft dit in ernstige overweging; hij kan niet medegaan met dit prae-advies. De heer VAN HOUTEN sluit zich aan bij de woorden van den heer Van der Ven. Nadat ruim een jaar ge leden deze salarisregeling voor het politiepersoneel door den Raad is vastgesteld, doet het wel vreemd aan, dat de Minister eerst nü deze regeling afkeurt en zulks nog wel nu door de devaluatie de prijzen der levensmiddelen en ge bruiksartikelen omhoog zijn gegaan en ook de belastingen zijn verhoogd. Het komt hem voor, dat men in Den Haag op den ouden weg van aanpassing wil doorgaan. Men begrijpt daar blijkbaar niet, dat het volk niet achteruit wil en dat het zijn koopkracht wil herstellen, iets waarvan ook de mid denstand zal profiteeren. Spr. staat op het standpunt, dat men den Minister te kennen moet geven, dat het nu maar eens uit moet zijn met de aanpassingspolitiek en dat er in tegendeel verhooging der salarissen zal moeten komen. Hij geeft derhalve in overweging, opnieuw in overleg te treden met den Minister en hem daarbij duidelijk te maken, dat de Raad van Breda thans niet meer tot verlaging der salarissen wenscht over te gaan. Spr. hoopt, dat de geheele Raad in deze achter hem staat. De VOORZITTER zegt, dat de redeneering van den heer Van der Ven niet opgaat; men kan niet zeggen: de loonen der werklieden zijn verlaagd, maar nu zullen wij, in verband met de veranderde tijdsomstandigheden, de sala rissen van het politiepersoneel niet verlagen. Het goede standpunt in deze is: beide categorieën eerst op gelijke lijn stellen dat wil in dit geval zeggen, dat de salarissen van de politie omlaag moeten en dan kan men trachten beide omhoog te stuwen. Spr. weet echter niet, of dit laatste wel mogelijk is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 193