.Vv
196 V -
15 JUNI 1937.
daarom willen, dat men de zaak bij den nieuwen minister
aanhangig maakte.
De heer MABELIS zal den heer Van Houten niet
volgen in beschouwingen over de hooge politiek; Spr. weet
niet wie minister van Binnenlandsche Zaken wordt; men kan
dit beter rustig afwachten. Spr. sympathiseert niet met wat
van hoogerhand wordt voorgeschreven, integendeel, het maakt
op hem een eigenaardigen indruk, dat het salaris van een
hoofdinspecteur met een luttel bedrag van f 50,verminderd
moet worden. Spr. kan deze houding niet bewonderen. Men
moet echter de zaak zien, zooals ze is. Men stelt het nu voor
alsof de Minister heeft gezegd: Er zijn er nog enkelen dn
Breda, die nog wat kunnen missen; .ik zal hen dat eens af
nemen. Dit is niet juist. De zaak is deze, dat men nog altijd
met een salarisregeling zit, welke nog niet goedgekeurd i§
Dit is niet zoozeer de schuld van den Minister als wel van
Burgemeester en Wethouders, die zich herhaaldelijk tegen
de wenschen van den Minister hebben verzet. Spr. keurt die
liouding van Burgemeester en Wethouders volkomen goed,
maar het is nu eenmaal een feit, dat daaraan de lange duur
is te wijten.
De heer Cohen heeft enkele gemeenten genoemd, waar
het salaris van den agent op f 37,50 per week bepaald is.
Deze gemeenten zijn niet gelukkig gekozen; het zijn alle
plaatsen, die in het Bezoldigingsbesluit in een hoogere klasse
dan Breda zijn gerangschikt. Wanneer de salarissen daar
4 hooger zijn, dan komt men hier met deze regeling niet
in een ongunstige verhouding te staan. Spr. heeft het altijd
betreurd, dat Breda ten opzichte van het Bezoldigingsbesluit
in de 2de klasse is geplaatst, maah dat is n'u eenmaal zoo.
Er zijn heele dossiers volgeschreven om verandering in de
classeering van Breda te brengen, doch. het heeft niet ge
holpen. Ook Spr. betreurt de houding van den Minister in
deze, maar om nu een hooge borst op te zetten en te zeggen: