15 JUNI 1937. gebied in Europa is geweest en van groote wijsheid getuigt. De maatregelen, door hem genomen na den grooten brand in 1534 stellen zijn groote voortvarendheid en mildheid in het licht; hij kwam toen de bevolking in belangrijke mate tqgemoet, wist van den Keizer gedurende 18 jaren vrijdom van tollen voor de stad te verkrijgen en vergoeddde uit eigen middelen 1/3 van de kosten, als de huizen van steen werden gebouwd. Het ware dan ook zeer toe te juichen, wanneer men er toe kon besluiten de groote beteekenis van dezen Nassauer voor Breda te eeren door een standbeeld voor hem op te richten. Het zou een gelukkige samenloop zijn, wanneer de op richting daarvan zou kunnen plaats vinden als sluitsteen van de groote werken, waarmede thans een begin is gemaakt. Zeer op prijs gesteld zou worden, wanneer Burgemeester en Wethouders in overleg met de oorspronkelijke schenkers de beschikbare gelden voor de verfraaiing van het standbeeid van den Koning-Stadhouder zouden kunnen bestemmen tot basisfonds voor de oprichting van een standbeeld voor Graaf Hendrik III van Nassau, een doel, dat geheel in de lijn ligt van de oorspronkelijke bestemming, nu daaraan den zin is ontvallen. Verwacht mag dan worden, dat dit initiatief door de Bredasche burgerij zal worden georganiseerd om tot verwezenlijking te geraken. De VOORZITTER vraagt, of de Raad er mede accoord kan gaan, dat aan de desbetreffende commissie wordt ge vraagd, of de gelden van het fonds daarvoor besteed mogen worden. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. De heer VAN DER VEN verzoekt Burgemeester en Wet houders aandacht te wijden aan den Zuidelijken berm van den Bredascheweg, nu in de naaste toekomst de tramlijn wordt opgebroken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 215