29 JULI 1937.
249
gen kan en
o n kom-
el met eere
'an 29 Au-
ziedaar, die
irgemeester
ken. Waar-
i? Telkens
ntraden op
lissen kon.
3 luidt het
lering van
moeilijk is
meentekas
deze voor-
behande-
gere prae-
lechterden
hun mee-
en.
rd op 14
den heer
te stellen
aenmalige
dan ooit
o n k te
1de niaa).
thouders:
lit verlies
r aan de
e worden
hoogte
jk geacht
moet worden." Weer wordt het verworpen met 17 tegen 10
stemmen.
En na het tusschenspel in Februari 1936 hebben wij thans
weer het zelfde verzoek en nu ineens meenen Burgemeester
en Wethouders, dat aan het verzoek is tegemoet te komen.
En wat heeft nu Burgemeester en Wethouders bewogen
met dit voorstel te komen? Wijl Vinden de motiveering op
blz. 2 van de bijlage no. 160: „overigens zij opgemerkt, dat
dit voorstel uitsluitend gebaseerd is op den noodtoestand
in de betrokken bedrijven".
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen, dat dit argument nooit
de grond kan zijn om tot belastingverlaging over te gaan.
In de vergadering van 14 Februari 1935 (op blz. 290) wordt
zulks reeds door den Wethouder van Financiën gezegd:
„De noodlijdendheid van een bedrijf mag niet de beweeg
reden zijn om tot belastingverlaging over te gaan. Men zou
dan alle bedrijven moeten helpen; dat eischt de Justitia dis-
tributiva", aldus de heer Van Buitenen.
En de heer Kr o one, die thans aan de College-tafel zit,
zei het niet anders op 30 Augustus 1934: „Het argument,
dat de café's en aanverwante bedrijven door de personeele
belasting zwaar worden getroffen, is wel juist, doch heeft
voor het betoog hier weinig waarde, aangezien dit voor tal
van anderen eveneens geldt. Ook voor zeer vele particulieren
is het uitermate moeilijk, hun belasting tijdig te voldoen.
Zelfs voor menschen met kleine vermogens geldt dit. De
belastingen zijn in het algemeen zeer hoog. Zou men be
paalde bedrijven daarvan gaan ontheffen, dan is het logisch,
dat anderen dit ook komen vragen, die men dan niet zou
kunnen weigeren."
Mijnheer de Voorzitter, het is niet noodig nog meerdere
argumenten te releveeren, die voor en na dit verzoek zijn
ingebracht. Ik bepaal mij tot wat van de College-tafel is ge
zegd. Maar om nog een andere reden houdt het argument
van Burgemeester en Wethouders m.i. geen steek.