29 JULI 1937. y 251 drijven moest de veel grootere nood van de gemeentekas hiervan weerhouden. Mijnheer de Voorzitter, bij de behandeling der begrooting voor dit jaar wees ik er op, dat ik in het voorloopig verslag een toon meende te beluisteren van; wij moeten er toen onder door, wij behoeven nu niet meer zoo zuinig te zijn. Ik vertrouw, dat dit voorstel van Burgemeester en Wet houders toch niet van een soortgelijke stemming is uitgegaan. Ik zou dat betreuren en er niet mee mede kunnen gaan. Ik vertrouw, dat de Raad ook ditmaal dit voorstel niet zal aanvaarden. Ik althans zal er mijn stem niet aan geven. De heer VAN ARENDONK zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Nu de heer Mabel is mijn naam heeft genoemd, ben ik verplicht op deze zaak in te gaan, hoewel het toch in mijn bedoeling lag, het College van Burgemeester en Wethouders hartelijk dank te brengen voor dit gunstig prae-advies. Aan den profetenmantel, mij door den heer Ma be lis omgehangen, hebben we niets; het gaat uitsluitend om het belang van deze bedrijven, die deze ondraaglijke belasting niet meer betalen kunnen. Vijfmaal achtereen werd over het zelfde onderwerp in dezen Raad gesproken. Anderhalf jaar is hef geleden, dat het bij de behandeling der begrooting ter sprake werd gebracht en, hoewel bij de aanneming van de precario-belasting de zaak ook nog even naar voren is gebracht, is ondanks het feit, dat bij de bespreking van de begrooting 1936 is beloofd, dat deze verlaging vóór 1 Sep tember 1936 bij den Raad aanhangig zou worden gemaakt, zulks niet gebeurd. Ik hoop, dat, indien door een mijner tegenstanders een stemming over dit voorstel wordt uitgelokt, die stemming ten gunste van het voorstel van Burgemeester en Wethou ders zal uitvallen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 251