3 SEPTEMBER 1937. 297 andere noodlijdende gemeenten, o.m. Maastricht, die zulks doen. Waarom zou men dan in Breda geen onderzoek instel len? Het eenige, wat Spr. vraagt, is het instellen van een onderzoek. De VOORZITTER antwoordt, dat er een onderzoek is in gesteld. De directeur van den Gem. Geneeskundigen en Ge zondheidsdienst heeft verschillende gevallen onder oogen gezien, waarin eventueel melk zou moeten worden verstrekt, en aan de hand daarvan berekeningen gemaakt. Burgemeester en Wethouders vinden het instellen van een comrmsue van onderzoek dan ook niet noodig; zij weten, hoeveel het kost. Het College vindt ook, dat het wel een goede maatregel is, maar het acht het nemen van dien maatregel niet gewenscht met het oog op den financieelen toestand der Gemeente. De heer MABELIS is het niet eens met het standpunt van Burgemeester en Wethouders, dat het verzoek om melkver- strekking aan schoolkinderen moet worden afgewezen met het oog op den financieelen toestand der Gemeente; al was die toestand rooskleurig, dan nog zou het niet gewenscht zijn, daartoe over te gaan en wel om de doodeenvoudige reden, dat de school niet het daarvoor ^aangewezen instituut is. Melkverstrekking moet steunen op medische adviezen en behoort via het gezin te geschieden. Spr. verwijst in dit ver band naar een artikel in het Dagblad van Noord-Brabant en Zeeland, getiteld „Melk op school", waarin de bezwaren tegen melkverstrekking aan de kinderen gedurende den schooltijd, geopperd door de Commissie van advies voor sociale aan gelegenheden, een instelling van de Vereeniging van Anti- Revolutionnaire Gemeentebestuurders, naar voren worden ge bracht. Het verheugt Spr., dat het Dagblad die bezwaren kan onderschrijven. Men kan de zaak uitsluitend van den prac- tischen kant bekijken, zooals Burgemeester en Wethouders doen, doch er zit ook een principieele kwestie aan vast. Er wordt op het nemen van dezen maatregel aangedrongen juist

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 297