3 SEPTEMBER 1937.
327
personeel kan geen sprake zijn; Spr. beroept zich hiervoor
op het rapport van den Bezuinigingsinspecteur.
Wethouder VAN MIERLO verklaart, gaarne critiek op zijn
beleid te hooren, maar dan moet die critiek billijk zijn. Op
die qualificatie kan echter de opmerking van den heer Van
der Ven, over de oorzaak van het eerst thans indienen
van dit voorstel, geen aanspraak maken. Wanneer men eerder
met een voorstel tot verbetering van dit gedeelte van den
Bredascheweg gekomen was, dan hadden er nieuwe tramrails
gelegd moeten worden, waardoor de zaak veel duurder zou
zijn geworden. Nu men gewacht heeft tot de rails opgeruimd
zijn, kan de verbetering op effectiever en economischer wijze
geschieden.
Den heer Van Mouten kan Spr. met de hand op het
hart verklaren, dat sinds jaren in geen enkel bestek de be
paling heeft ontbroken, dat al naar gelang van den aard
van het werk daarbij 80, 90 of 100% Bredasche arbeiders
in dienst moest worden genomen.
De heer VAN DER VEN zegt, dat het altijd zijn bedoeling
is geweest om met geringe hulpmiddelen den modderpoel op
den Bredascheweg tijdelijk op te heffen. Dat de weg nu
buitengewoon keurig in orde wordt gemaakt, juicht Spr. ten
zeerste toe, maar zóó ver gingen destijds zijn verlangens niet.
Ook is het niet Spr.'s bedoeling geweest om Wethouder Van
M i e r 1 o te kwetsen.
De heer STRUIKEN vraagt, of de op de teekening aange
geven klinkerstrook bestemd is voor rijwielpad. Voorts ver
zoekt Spr. om voortaan bij dergelijke voorstellen mede te
deelen, hoeveel er reeds in totaal aan credieten voor buiten
gewone werken in het loopend begrootingsjaar is verleend.
De VOORZITTER zegt zulks toe.