3 SEPTEMBER 1937. 329
den vastgesteld (Bijlagen 1937, no. 151), aangehouden in de
vorige vergadering, alsmede een prae-advies van Burgemeester
en Wethouders op de door de raadsleden S. K o o ij m a n en
Mr. A. A. M. S t r u i k e n op die ontwerp-regeling ingediende
amendementen (Bijlagen 1937, no. 178).
De heer KOOIJMAN zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Het doet mij genoegen, dat Uw College gedeeltelijk aan
mijn bezwaar tegen de voorgestelde tarieven of, als U dit
liever hoort, tegen het voorgestelde tarief - is tegemoet ge
komen. Dankbaar, maar niet voldaan.
Uw College stelt thans dezelfde regeling voor, als is vast
gelegd in de kortweg gezegd besmettelijke ziekten-ver-
ordening. Ook toen is door mij het voorstel gedaan, de ver
schillende minima onaangetast te laten. Dat voorstel is toen
in zooverre door Uw College overgenomen, dat verhaal der
bijdragen in de verplegingskosten niet verder mag gaan dan
1 gulden beneden de verschillende minima.
Alhoewel niet geheel aan mijn verlangen werd voldaan, zag
ik in het voorstel van Uw College nog wel zooveel goeds, dat
ik ermee tevreden was.
Burgemeester en Wethouders stellen thans voor, het verhaal
der bijdragen ten opzichte der minima op dezelfde manier te
regelen als toen is gebeurd. Maar, Mijnheer de Voorzitter,
als ik geen groot onderscheid had gezien tusschen de verple
ging van lijders aan besmettelijke ziekten en die van krank
zinnigen, clan zou ik hoogstwaarschijnlijk niet met dit voorstel
zijn gekomen, want ik herinner mij op mijn ouden dag nog
heel goed, Mijnheer de Voorzitter, dat ik er in mijn jeugdjaren
een gloeienden hekel aan had, wanneer ik bij het tweemaal
maken van dezelfde fout van mijn leeraar te hooren kreeg:
„Je toont toch, dat je geen ezel bent."
Wanneer ik thans met een amendement van gelijke strek
king als toen ben gekomen, dan is dat gebeurd op de volgen
de gronden: