M 11 FEBRUARI 1937. 33 voor het drukkersbedrijf, dit bedrijf in een ongunstige positie verkeerde in vergelijking met de andere bedrijven terwijl toch' juist dit bedrijf waarvan de C.A.O. nog .steeds als voor beeld gesteld wordt voor andere bedrijven aanspraak kan maken op bescherming door de overheid en op de gunst van lien, die streven naar ordening. Mijnheer de Voorzitter. Ik heb de notulen van de beide betreffende raadsvergaderingen nagelezen. Daarbij bleek mij, dat in de vergadering van 4 September 1928 een voorstel aangenomen werd met 159 stemmen om het gemeente drukwerk uitsluitend op te dragen aan bij de Federatie van Werkgeversorganisaties in het Boekdrukkersbedrijf aangeslo ten organisaties, terwijl in de vergadering van 14 Februari 1929 dit besluit werd ingetrokken en een voorstel werd aan genomen, waarbij het ook mogelijk was, dat drukkers, die toen niet aangesloten waren, drukwerk voor de Gemeente konden vervaardigen. Bij hun afwijzend prae-advies leggen Burgemeester en Wet houders nu, dat de motieven, die nu gelden, nog dezelfde zijn als in 1929. Gezien het feit, dat nu reeds verschillende malen een andere bepaling voor de levering van gemeente-drukwerk in het leven werd geroepen, lijkt het me gewenscht, dat we thans deze zaak ernstig onder het oog zien, opdat niet een besluit wordt genomen, dat berust op misverstand en vergissing. Welke motieven zijn er nu in 1929 aangevoerd? Op bldz. 938 e.v. staat o.a. dat Wethouder Van Bui tenen niet begrijpt, hoe een landelijke organisatie de eisch kan stellen, dat alleen genomen wordt wat plaatselijk gepro duceerd wordt. Ook de Voorzitter zegt, dat wij zelf opdrachten van buiten de stad wenschen voor onze industrieelen; wij moeten het zelfde dus omgekeerd ook anderen gunnen. Ik geloof, Mijnheer de Voorzitter, dat we sinds 1929 ver standiger zijn geworden. Stellen-"^}'1 WVé' frtonienteel ritët Ö:p' hèF ^tafrdpuht,' 'dkt'%ij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 33