358 12 OCTOBER 1937.
Mijnheer de Voorzitter. Als wij nagaan, in de betreffende
notulen, op welke gronden het voorstel van Burgemeester
en Wethouders, tot herstel van het onderwijs op het oude
peil werd aangenomen, en het voorstel tot besnoeiing werd
verworpen, dan kunnen wij gerust zeggen, dat die gronden
thans nog hun volle waarde hebben, zelfs nog meer dan toen.
Zeker, de toestand der geldmiddelen is précair. Er wordt
in het voorstel niet aangegeven, hoeveel de bezuiniging zal
opleveren. Ik hoorde een bedrag van f 600,noemen.
Indien dat zoo is, Mijnheer de Voorzitter, dan vraag ik
mij toch af, of, hoe précair het ook met de financiën staat,
dit onderwijs, waardoor de jonge mannen voor den strijd
om de boterham, en dan als regel jonge mannen, die geen
privaat onderwijs kunnen betalen, worden paraat gemaakt,
voor een dergelijk betrekkelijk luttel bedrag moet worden
afgebroken.
Op dit onderwijs is, m.i. werkelijk genoeg bezuinigd.
Indien dan ook geen zeer klemmende redenen worden aan
gevoerd, Mijnheer de Voorzitter, kan ik mijn stem aan dit
voorstel niet geven.
Wethouder VAN MIERLO zegt, dat het hier op het oogen-
blik niet gaat om de kwestie van den lesrooster, doch om
het ontslag van den leeraar Van Mee helen, daar het
vak „aardrijkskunde" niet meer zal worden onderwezen. Spr.
is het eens met den heer K o o ij m a ndat de Handels
avondschool van zeer veel nut is voor de rijpere jeugd, maar
men moet roeien met de riemen, die men heeft. Men heeft
zoo lang mogelijk getracht het onderwijs op het oude peil
te houden, zoodat het aantal lesuren nu nog meer is dan
door het Rijk wordt gesubsidieerd. Vroeger waren er inder
daad meer lesuren, doch nu moet er bezuinigd worden en
waar het vak „aardrijkskunde", ook volgens de Commissie
van toezicht, het minst noodig wordt geacht, zal dit verdwij
nen. Het logisch gevolg daarvan is het ontslag van den heer
Van Mechelen. Wanneer de heer K o o ij m a n den