12 OCTOBER 1937, 1 381
regelende den gemeentelijken geneeskundigen en gezond
heidsdienst der gemeente Breda, op 31 Maart 1936 hier aan
genomen, lees ik in art. 3, blz. 5: „Minvermogenden dragen
in de kosten, verbonden aan de in art. 1 bedoelde bemidde
ling, bij naar de in het volgend artikel opgenomen tarie
ven", en dan volgt in art. 4 een lijst van prijzen, in casu
bedragen.
Bij deze ontdekking, Mijnheer de Voorzitter, het zal U wel
niet verwonderen, stond ik toch even beduusd te kijken en
ik heb mij afgevraagd, wat Uw College geantwoord zou
hebben, als er een voorstel was geweest om hier in plaats
van „tarieven", „tarief" te lezen.
Let wel, Mijnheer de Voorzitter, ik wijs er nogmaals op, dat
ik voor mijn tweede amendement den meervoudsvorm
noodig had. „Tarief" was voor mij absoluut fout. Verder
spreek ik mij niet uit. Ik heb niet de pretentie, als een expert
op taalgebied te kunnen fungeeren.
Mijnheer de Voorzitter. Over die taalkwestie heb ik eens
hartelijk gelachen. Erger is, dat Uw College het tweede amen
dement niet heeft overgenomen, want dat vind ik spijtig. Ik
geef echter de hoop nog niet op, Uw College tot mijn stand
punt te kunnen overhalen.
Uw College wijst het amendement af op deze gronden:
Het bestaansminimum van elke categorie is gelijk aan
het betalingsminimum in de verordening vermeld, verminderd
met f 1,05 per week. We hebben dus daarvoor thans een defi
nitie. Waarom die definitie in dezen vorm moet zijn gegoten,
weet ik niet. Waarom geen vast bedrag genoemd! Uit Uw
prae-advies is mij gebleken, dat ook Uw College dit theore
tisch juister acht. Niet alleen theoretisch, maar ook practisch,
Mijnheel de Voorzitter.
Op m.i. goede gronden is door mij in de vorige vergadering
bepleit, waarom, in afwijking van de besmettelijke ziekteu-
verordening, hier de minima onaangetast moeten blijven. Uw
College antwoordt thans, dat de regeling is aangepast aan de