12 OCTOBER 1937. 389 zoodat het wordt gebracht op f 10.870,Spr. vraagt, of de Raad zich hiermede kan vereenigen. Niemand der leden hiertegen eenige bedenking te kennen gevende, wordt dienovereenkomstig be sloten. De VOORZITTER brengt in herinnering, dat in de raads vergadering van 29 Juli j.l. is besloten tot vaststelling van een voorgevelrooilijn-verordening-Centrum, welke betrekking heeft op de doorbraak Van Coothplein—Nieuweweg. Dit besluit heeft de goedkeuring van hoogerhand niet kunnen verwer ven; er moet een andere procedure gevolgd worden. Het betreft een fonneele kwestie; de zaak komt op hetzelfde neer, doch de volgorde is anders. Men wil, dat eerst de straataanleg wordt vastgesteld. Daarop moet een 'bouwverbod volgen en dan eerst de voorgevelrooilijnverordening. Burgemeester en Wethouders zijn het hiermede niet eens, maar zij stellen om practische redenen voor, aan den wensch van Gedeputeerde Staten te voldoen. Spr. doet daarop voorlezing van het vol gende ontwerp-besluit: DE RAAD DER GEMEENTE BREDA; overwegende, dat in het belang van het verkeer in de naaste toekomst moet worden overgegaan tot den aanleg van een straat, verbindende het Van Cooth plein met den Nieuweweg met de daarop aansluitende zijstraten gelet op artikel 35 lid 1 der Woningwet; BESLUIT: te bestemmen voor den aanleg van straten in de naaste toekomst de perceelen en perceelsgedeelten, kadastraal bekend gemeente Breda Sectie A. Nos. 7710, 6374, 6129, 6564, 2654, 2655, 7300, 1673, 5206, 5207, 5208, 5209, 5210, 7602, 7603, 6426, 7015, 6421 en 7665; voor zoover deze perceelen of perceelsgedeelten in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 389