A
436 30 NOVEMBER 1937.
Ik geef toe, dat dit werk grooterideels betrekking heeft
op de openbare school. De bijzondere scholen immers heb
ben hun schoolbesturen, die zorg dragen, dat het onderwijs,
ondanks de bezuinigingen, zoo goed mogelijk blijft.
Maar het feit, dat dit werk grootendeels betrekking heeft
op de openbare school, behoeft nog geen aanleiding te zijn
om het minder ernstig ter hand te nemen. Integendeel, de
zorg voor de openbare scholen ligt in handen van de ge
meentebesturen. De openbare scholen zijn instellingen van de
gemeente. Artikel 195, 4e lid, van de Grondwet zegt, dat
„overal in het Rijk van overheidswege gelegenheid wordt
„gegeven tot het ontvangen van voldoend openbaar alge-
„meen vormend onderwijs".
In overeenstemming met dit grondwettelijk voorschrift is
in art. 19, le lid, der L.O.-wet 1920 bepaald, dat „in elke
„gemeente voldoend lager onderwijs wordt gegeven in een
„genoegzaam aantal scholen, welke voor alle kinderen, zondei
„onderscheid van godsdienstige gezindheid toegankelijk zijn".
In strijd met het principe van deze wetsbepalingen is m.i.
de bepaling in de Concentratie-wet, dat, voor het stichten
van een openbare school een bepaald aantal handteekeningen
noodig is.
In strijd daarmee is echter zeker de opmerking, door
den Voorzitter gemaakt bij de vorige begrotingsbehandeling,
dat voor het verplaatsen van een der scholen van de binnen
stad naar de buitenwijken, handteekeningen moeten worden
verzameld, waarna het College in overweging zal nemen
tot deze overplaatsing over te gaan.
Wanneer de toestand op een der openbare scholen in de
binnenstad minder rooskleurig is, dient het Gemeentebestuur
dit te weten en het behoort tot haar taak, de oorzaken daar
van op te sporen. En wanneer dit gebeurt, zal men allicht tot
de ontdekking komen, dat waar wij uitbreidingsplannen
in overweging nemen in verband met de uitbreiding der
Gemeente dat waar het aspect van de stad geheel ver
andert ook de scholen zich daaraan moeten aanpassen.