30 NOVEMBER 1937. 439
dus voor waken dien last niet grooter te maken. In den aan
hef zeggen Burgemeester en Wethouders nog, dat zij thans
geen bedragen hebben uitgetrokken voor nieuwe buitenge
wone werken, mede ter voldoening aan den wensch van de
Gedeputeerde Staten, die willen, dat deze van geval tot geval
op de begrooting worden gebracht. Dit betreurt Spik, omdat
het verkrijgen van een overzicht over die werken daardoor
voor den Raad zeer bemoeilijkt wordt. Spr. zou daarom wil
len vragen, of het niet mogelijk is, voor 1938 een officieuse
raming aan den Raad over te leggen of wel bij elk voorstel,
betreffende een zoodanig werk, aan te geven in hoeverre
de financieele toestand zich gewijzigd heeft. Spr. gelooft, dat
op die wijze met weinig moeite het verkrijgen van een beter
overzicht voor den Raad te bereiken is.
De heer MEIJVIS wil enkele aanvullende opmerkingen
maken. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op
de in het Centraal Rapport gestelde vraag omtrent vergroo
ting van de arbeidsgelegenheid hier ter stede, klinkt wel zeer
geruststellend, doch Spr. kan wel zeggen, dat hetgeen Bur
gemeester en Wethouders te dien opzichte tot nog toe gedaan
hebben, hem zeer heeft teleurgesteld. Terwijl in andere
gemeenten van den zelfden omvang van Breda honderdtallen
werkloozen bij de werkverschaffing geplaatst zijn, zijn het
er hier maar tientallen. Als de verschillende in dit jaar ge
nomen raadsbesluiten, wanneer zij tot uitvoering komen, in
derdaad zooals Burgemeester en Wethouders verwachten
zullen bijdragen tot werkverruiming in de Gemeente, zal
Spr. maar denken: Beter laat dan nooit. Men schijnt hier
echter altijd gedacht te hebben, dat steunverleening goed-
kooper is dan werkverschaffing, doch men heeft daarbij over
het hoofd gezien de moreele nadeelen, welke aan steunver
leening zijn verbonden. Spr. hoopt, dat daarin nu verande
ring zal komen.
Voorts vraagt Spr., of het College mededeelingen kan doen
omtrent het resultaat van de actie der Commissie „Meer werk
voor de bouwvakarbeiders"