30 NOVEMBER 1937. De heer DE JONG wil eerst een persoonlijke noot uit het antwoord van Wethouder Van Mierlo bespreken. Deze is blijkbaar onaangenaam getroffen door de beeldspraak, welke Spr. zich in eerste instantie veroorloofd heeft te ge bruiken ten opzichte van de nieuwe Regeering; hij heeft toen namelijk gesproken van paarden en een voerman. Spr. weet niet, of de heer Van Mierlo weieens de Haagsche Post, de Groene Amsterdammer en andere dergelijke bladen leest. Zoo ja, dan zal hij daarin weieens caricaturen van regeerings- personen hebben aangetroffen, waarvan zijn beeldspraak maar een flauwe afspiegeling is. Gezien de Brabantsche mentaliteit, had Spr. een dergelijke opmerking als van den heer Van Mierlo in dezen Raad niet verwacht. Vervolgens wenscht Spr. in het algemeen nog eenige op merkingen te maken. Het verschil in wat hier is gesproken, ligt in de opvatting, waar men de lasten wil leggen. Het ver wijt is gemaakt, dat hij hier heeft gesproken over de lands- politiek en men heeft gezegd, dat hij zulks beter elders had kunnen doen. Ook heeft men er op gewezen, dat door uit voering van groote werkplannen de lasten te veel op het nageslacht zouden worden gelegd. Naar de opvatting van Spr. en zijn fractiegenooten is dit volkomen juist. Wanneer echter de meerderheid in het Parlement de eerste opvatting huldigt, dan is de minder goede economische toestand voor een groot deel te wijten aan het feit, dat het groote werkplan niet wordt aangepakt; men raakt dan hoe langer hoe meer in de misère. Indien men nu een dergelijk plan ook voor de gemeente wenscht en het wordt door anderen tegengegaan, dan ligt hierin een samengaan met .de landspolitiek. Als men zoo het verband legt, is er geenerlei tegenstelling tus- schen landspolitiek en gemeentepolitiek. Spr. moet dan ook zijn goed recht handhaven, hier zijn opvatting over de lands politiek te verkondigen. Daarmede is dan ook beantwoord de opmerking, dat afgewacht dient te worden, wat de nieuwe Regeering te zien zal geven. Naar Spr.'s meening heeft men allang genoeg gewacht; het is thans de hoogste tijd, dat door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 454