30 NOVEMBER 1937. Qy<^459 niet in te zien, waarom het noodig zou zijn, een .nieuwe openbare school te bouwen, daar het leerlingental van de openbare scholen terugloopt. Spr. meent, dat het niet zoo'n vaart loopt; een van de openbare scholen kan haar leerlin gental handhaven. Dit doet trouwens aan de kwestie niets af. Spr. vraagt een centrale school, dan is aan zijn wensch vol daan. Mij verwijst hiervoor naar het Rotterdamsch systeem. Ook heeft de heer Van M i e r 1 o er op gewezen, dat er kinderen naar de openbare school gaan, omdat de bijzondere school te veraf is gelegen. Spr. vraagt zich af, wat dit nu met de kwestie te maken heeft; immers het omgekeerde komt ook voor. Op de opmerking, dat van het College van Burgemeester en Wethouders van een stad als Breda niet verwacht kan worden, dat het het initiatief neemt tot oprichting van een nieuwe openbare school, antwoordt Spr., dat het tot de taak van elk gemeentebestuur behoort, dus ook van dat van Breda zorg te dragen, dat er een voldoend aantal open bare scholen is en dat deze in behoorlijken staat worden ge houden. Ten slotte zegt Spr., dat hij zijn critiek op het onderwijs beleid van Burgemeester en Wethouders volledig kan hand haven. De heer MABELIS verklaart eenigszins aarzelend het woord te hebben gevraagd, omdat hetgeen hij zeggen gaat van wei nig belang is. Doch, daar de Wethouder der Bedrijven heeft gesproken over een Raadscommissie, waarvan Spr. de eer heeft lid te zijn, en de Wethouder dit op min of meer humo ristische wijze heeft gedaan, zoodat de Reinigingscommissie daardoor in een eigenaardig licht komt te staan, wil hij iets daarover zeggen. Spr. gelooft, dat de Wethouder de zaak uit den verkeerden hoek bekijkt. De heer Van der Werf stelt het namelijk voor, alsof het initiatief tot vergaderen moet uitgaan van de commissieleden. Spr. acht dit in strijd met het karakter der Commissie. De Commissies van bijstand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 459